Auteur: J.N. Lanting
Sinds 1849 is aangenomen dat het in dat jaar ontdekte en vernielde steengraf bij Rijs in Gaasterland een hunebed is geweest van het type waarvan er in Drenthe en Groningen nog 54 exemplaren bekend zijn. Zorgvuldig lezen van de publicaties van Janssen (1850; 1853) en Van Giffen (1924; 1925) bracht me er echter toe aan deze verklaring te twijfelen. In Rijs werd immers een graf gevonden van overwegend vrij kleine stenen (Janssen), dat in zo’n diepe kuil was geconstrueerd (Van Giffen) dat de stenen aan de oppervlakte niet of nauwelijks zichtbaar kunnen zijn geweest. Kenmerkend voor een hunebed is juist dat het van manshoge stenen is gebouwd en grotendeels boven het maaiveld staat, ook al werden de stenen van een hunebed grotendeels aan het gezicht onttrokken door een aarden heuvel. Het steengraf van Rijs leek eerder een steenkist te zijn geweest. Bovendien was op grond van waarnemingen van Janssen en Van Giffen aannemelijk, dat de bult grond boven het steengraf een stuifbult kon zijn. Een na onderzoek, met name van de heuvel, was daarom gewenst.
Het gehele artikel is te lezen in Paleo-aktueel nr. 8 (1997) https://ugp.rug.nl/Paleo-aktueel/article/view/36576/34024
