Plantsoen om het grote hunebed van Borger.

Geschreven door Bertus Liewes

Het grote hunebed van de Borger, de D27, heeft in vroegere jaren in alle rust gelegen op een grote heidevlakte, totdat er in de nabijheid een armenwerkhuis werd gebouwd. De armenvader vatte het plan op om samen met de bewoners rond het hunebed een plantsoen aan te leggen. Hieronder staat  in chronologische volgorde hoe het met het plantsoen verging.

1850

In 1850[1] werd in de nabijheid daarvan een gesticht gebouwd van armenzorg.

Bij de aanplanting van bosch, die er toen volgde, werd ooit dit hunnebed door een lieflijk boschje met heerlijke wandelpaden omgeven. Bloemperkjes werden aangelegd en een rustbank gaf den bezoekers gelegenheid, hier eenige ogenblikken bij het gezicht der overblijfselen van de oudheid te vertoeven.

1851

In 1851[2] werd te Borger, dicht bij dat grootste hunnebed, het armenwerkhuis gesticht. De eerste armenvoogd H. Eggens, een vriend van  een kwekerij , heeft om dit hunnebed eene boschbeplanting met wandelpaden aangelegd, aan de Zuidelijken rand van het gevaarte een bloemperkje tot stand gebracht en aan het oostelijk einde een kleine hoogte doen opwerpen, vanwaar met het duidelijkst overzicht op het hunnebed en op alle deksteenen heeft. Het gemeentebestuur liet en paar rustbankjes plaatsen, en zoo kreeg het geheel voor de bewoners der omliggende dorpen meer attractie.

1860-1870  

In de jaren 1860 tot 1870[3] hebben het rijk en de provincie getracht alle hunnebedden van Drenthe in eigendom te verkrijgen om deze voor slooping te behoeden. Want met buskruit zou men deze steenen kunnen doen springen en de brokken uitvoeren. Het groote hunnebed te Borger ging toen aan het Rijk over. Nadat de armenvader Eggens overleden was, werd aan de omgeving van het hunnebed geen zorg meer besteed. Al het omliggende heideveld was langzamerhand bouwland geworden. Het Rijk stond jaarlijks

ƒ 10 toe voor onderhoud van de omgeving, doch als er niets gedaan werd, werd ook die ƒ 10 niet gevraagd.

In den tijd waarin de heer A. Olthof burgemeester van Borger was, eerste decenneum dezer eeuw, stierven vele goed opgegroeide dennen wegens ouderdom en te dichten stand. In overleg met den toenm. Min. v. Binnenl. Zaken, dr. A. Kuyper, liet Olthof al die dennenboomen, wier aantal ook door diefstallen verminderde, in het openbaar verkoopen. De opbrengst was voor het Rijk, dat ook het bosch ten geschenke had ontvangen. Genoemde heer Burgemeester werd gemachtigd, dit geld, tusschen ƒ. 200 en ƒ. 300, te besteden aan de restauratie van de omgeving. De grond werd diep omgewoeld (werkverschaffing) en aan een bekend boomkweeker werd de beplanting met houtgewas opgedragen. Deze bracht er heesters en struikgewassen, waarvan geen gunstige verwachting was. Ruim de helft er van stierven omdat zij hier geen geschikten bodem vonden. De anderen kwamen hun kwijnend tijdperk te boven.

1865

Nadat dit hunnebed[4] omstreeks 1865 rijks eigendom is geworden, zijn rustbank en bloemperkjes sedert lang verdwenen, en niemand bekommert er zich om, deze er terug te brengen. Waar het rijk zich voorneemt, voor de vernietiging dier oude overblijfselen te waken, zou zeker een meer ruime belangstelling wellicht op hare plaats zijn.

Borger, 31 Oct. 1869

De marktgenooten[5] van Borger hebben aan den Staat der Nederlanden voor eene som van     f 2OO verkocht het hunnebed te Borger me den daarbij gelegen grond en het daarop staande plantsoen.

Borger, 18 juli 1870

Door het plantsoen[6] is het hunnebed des te fraaijer geworden, daar men door slingerpaden er heen gaat en op eenmaal op die ontzettende rotsblokken staart, welke over eene lengte van ruim 20 meters met acht zware deksteenen zijn gedekt. Wij vestigen vooral de aandacht van vreemdelingen op dit prachtige hunnebed. 

Borger, 04-09-1880

Ook het hunnebed[7] in de nabijheid van bet bekoorlijke dorp Borger is de hoogste belangstelling waardig. Voor geruimen tijd heeft men deze begraafplaats omgeven door een bevallig dennenplantsoen, dat daar midden in de heide een inderdaad aangenaam effekt maakt. Dit oord had vóór enkele jaren nog de vermaardheid van het wildrijkste plekje van geheel Nederland te zijn.

1902

Drente van ’t verleden tot het heden[8]. (Blink)

Het plantsoen, om dit hunnebed aangelegd, maakt het geheel tot een bekoorlijk plekje, hoewel niet juist beantwoordend aan de historische opvatting, die een dergelijk gedenkteeken der oudheid liefst op de naakte vlakte ziet.

(PDAC 16-02-1903)

1903

1903. Naar[9] wij vernemen is van rijkswege een subsidie toegekend groot f 30 voor vernieuwing van “het plantsoen bij het grootste hunnebed” te Borger.  

1903

Te Borger[10] waar ’t grootste hunnebed van Drenthe ligt, zal in de omgeving van dit hunnebed eene nieuwe wandelplaats worden aangelegd. Het hoog opgaand en verouderd houtgewas zal tevens door jong plantsoen worden vervangen. Voor een en ander is van rijkswege subsidie verleend.

Borger, 1 Mei 1903

Het terrein[11] rondom het groote hunnebed alhier, dat Rijkseigendom is ondergaat thans eene aanmerkelijke verandering, die de omgeving van het zooveel bezochte hunnebed zeer zal veraangenamen. Nadat de boomen er van verwijderd zijn en de grond diep losgemaakt is, worden er thans heesters en sierplanten op geplaatst, tot welker bescherming het geheel is afgepaald en in staat van verdediging gesteld. Met de uitvoering van dit werk is belast de heer Metz, boomkweeker te Nieuw-Buinen, en de kosten worden deels gevonden uit de opbrengst van het verkochte houtgewas en van Rijkswege die daartoe steun verleend. 

Borger, 04-05-1903

De omgeving[12] van het hunnebed bij Borger — verreweg het grootste van deze overblijfselen uit het grijze verleden in Drente — ondergaat tegenwoordig een belangrijke verfraaiing. Het boschgewas, dat den bezoeker weinig aangenaams aanbood, wordt weggenomen, de grond flink diep omgespit en met sierplanten en heesters bezet. Een en ander geschiedt op kosten van het rijk, hetwelk eigenaar is van het terrein.

Plan van aanleg bij het groote Hunebed te Borger (1903)[13]

                

Kosten plantsoen (rekening van de burgemeester voor het Rijk)[14]

07-10-1903

Het groote Hunebed bij Borger
In het dezer dagen verschenen “Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond” komt het volgende artikel voor:

„Aan een schrijven van den heer G. J. landweer Jz. te Hoogeveen ontleenen wij het volgende: . „Sinds jaren heeft het Rijk zich de zorg voor het behoud der hunebedden aangetrokken, door deze tot Rijkseigendom te maken en jaarlijks een klein bedrag voor het onderhoud dezer monumenten uit den voortijd op de begrooting uit te trekken. De goede zorgen strekken zich zelfs tot de omgeving uit, waarbij het alleen valt te betreuren, dat zuinigheid er toe heeft gevoerd, om een wel wat te kleine strook rond de hunebedden te onteigenen. Bij het groote hunebed is o.a. slechts 17.20 A. onteigend!

„Het gevaar dreigt dus, dat bebosschingen en ontginningen de hunebedden te zeer gaan insluiten. De zuidkant van het heuveltje, waarin de grafkelder bij Eext voorkomt, is ten gevolge van zandgraving in aangrenzende particuliere gronden zelfs reeds zoo afgebrokkeld, dat de grenspaaltjes omvallen. Door een grooter strook van den in die stroken weinig kostbaren grond te onteigenen ware hierin te voorzien.

„Te Borger is thans het dennenboschje, dat op het aan het hunebed grenzend terrein was aangelegd, weer geveld, waardoor het hunebed nu weder, tijdelijk althans, van verre zichtbaar is. Eene groote verbetering, die echter des te meer het minder gewenschte doet uitkomen der verdere veranderingen. Men heeft op het terrein van het boschje een lief Engelsch tuintje met kleine paadjes en heestertjes en bloemetjes ontworpen, dat voor een paar achttiende eeuwsche beeldgroepen wellicht eene allerliefste omgeving zoude vormen, doch hier zeker misplaatst is.

“Hoe geheel anderen indruk maken niet de hunebedden bij Drouwen, die zich zoo krachtig afteekenen tegen de ruime lucht boven de eenzame uitgestrekte heidevelden!

 (Algemeen Handelsblad 07-10-1903)

Punt 9 van de Gemeenteraadsvergadering[15] 23 maart 1908 te Borger

Adres van de vereeniging .Dorpsbelang” te Borger met verzoek om zoo mogelijk nog dit jaar voor rekening der gemeente den weg vanaf even voorbij het huls van de wed. Stern tot aan het groote hunnebed te Borger In beteren toestand te brengen en ter weerszijden met boomen te beplanten. Het adres gaat vergezeld van bijlagen, als: eene verklaring van de markgenooten van Borger, die eigenaren van dien weg zijn en waarvan het grootste deel door mede-onderteekening verklaart later geen eigendomsrecht op de boomen, die men hier denkt aan te poten, te zullen doen gelden, eene begrooting van kosten, groot f 125, en eindelijk eene memorie van toelichting, waarin wordt gewezen op het toenemend vreemdelingenbezoek aan het hunnebed en waarbij het passeeren van dien weg naar het hunnebed vergeleken wordt met den tocht der Israëlieten door de woestijn, alvorens deze het beloofde land konden binnentreden.

De voorzitter geeft toelichtingen. Voor versiering en plantsoen wordt jaarlijks een post op de begrooting gebracht, doch de aanplantingen worden in de laatste jaren verwaarloosd. In het vorige jaar werd hier iets voor aanplanting van houtgewas gedaan en het is in het belang eener plaats dit niet geheel uit het oog te verliezen.

De heeren Beuving en Tiesing verklaren zich voor den aanleg van plantsoen.

De heer Smit zegt, dat de weg niet  zoo slecht is als door adressanten wordt gezegd. Over de door den heer Smit zelf onderteekende verklaring betreffende het doen gelden van eigendomsrechten op de boomen, die men daar denkt aan te planten, geeft hij eenige toelichting, waaruit blijkt, dat hij er wel voor is om in dezen tot overeenstemming te komen. Gevaar, dat die boomen over tien of twintig jaar door de marktgenooten zullen worden geveild, bestaat er niet, maar toen de heer Smit de verklaring eerst ter onderteekening werd aangeboden, was er eene clausule ingelascht, houdende het voorschrift, dat de markgenooten nooit eenig recht op die boomen mochten doen gelden. Opdat de markgenooten den heer Smit als bestuurslid der marke geen verwijt zouden kunnen maken van verzaking van de rechten der markgenooten, daarom had deze toen niet geteekend. Als de boomen er staan, die het aanzien van den weg verhoogen, zal er over het elgendomsrecht geen krakeel ontstaan.

Het voorstel van B. en W., om f 100 beschikbaar te stellen voor de verbetering van den weg, wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 

Borger, 22 April 1908.

De weg[16] naar het groote Hunebed alhier, waarop door de Vereenlging “Dorpsbelang” de aandacht was gevestigd, is thans met medewerking van het gemeentebestuur, ’t welk hiervoor een subsidie van f 100 verleende en van de markgenooten, die eigenaren van dien weg zijn, door ophooging en egaliseering aanmerkelijk verbeterd. Voorts is ter weerszijden van den weg een rij flinke kastanjeboomen, 72 in getal, aangeplant, afkomstig uit de kweekerij van den heer Viëtor te Assen. Door een en ander heeft de weg een veel fraaier aanzien verkregen en zal weldra een mooie kastanjelaan den vreemdeling tot een bezoek aan het Hunebed als ’t ware uitnoodigen. Ook zullen in het dorp nog bordjes worden geplaatst, die den weg naar het Hunebed aanwijzen en zal een en ander het vreemdelingenbezoek aan ons dorp zeer doen toenemen. (PDAC 24-04-1908)

1925-1927

D, XXVII HUNEBED (HET GROOTE) VAN BORGER, GEM. BORGER

Het hunebed is gelegen ineen plantsoentje, circa 0.8 K.M. 0.N.0. van Borger, (kerk) oostelijk van den kunstweg Borger Gieten, zuidoostelijk van dien naar Bronneger. Het perceel, waarin het steengraf ligt, heeft een trapezoïdalen omtrek en is gelegen inde gemeente Borger, kadastraal bekend Sectie F, No. 2109. Het is 0.1720 H.A. groot, begrensd dooreen verloopen walletje en afgezet met 4 eikenhouten paaltjes, voorzien van inschrift, R.E. Het terrein is beplant met verschillende boomen en heesters, waartusschen paden zijn aangelegd; noordoostelijk van het hunebed is het pad verhoogd. Overigens is het geheele terrein vlak. Eigenaar: de Staat der Nederlanden-, aangekocht van de Markgenoten van Borger bij acte d.d. 5 October 1869.

(boek van Van Giffen – De hunebedden in Nederland (met atlas)

1926

Harm Tiesing uit Borger blikt in een artikel[17] terug op het plantsoen aangelegd bij het grote hunebed.

Tot 1850 lag het hunnebed in eene omgeving van ongerepte natuur; alles was hier in de naaste omgeving heide, toen in 1851 in de nabijheid een gesticht van liefdadigheid, een armenwerkhuis gebouwd werd, heeft de toenmalige armenvoogd het hunnebed met ‘eenige plantage omgeven en later, toen dit historisch monument in eigendom aan het Rijk was overgegaan, heeft de regeering haar steun verleend voor eene herplanting van bosch met een “paar wandelpaden er in, welk bosch de aanwezigheid van „dees Steenmijt” op eenigen afstand aan het oog van den wandelaar onttrekt, maar hem hier in dit bosch eene ruime gelegenheid geeft tot het maken van historische beschouwingen over een tijd waarin men hunnebedden bouwde en over een menschengeslacht, dat daartoe in staat was, waarvan de oudste geschiedenis geen verklaring geeft, en dat daarom te meer bewondering wekt bij ieder die niet zooals wij dit product van groote spierkracht van jongs af aan kennen.

BORGER[18] HET PLANTSOEN BIJ HET HUNEBED,  7 jan. 1931

 Het plantsoen van de hunebedden, welke hier des zomers veel vreemdelingen trekken werd deze dagen onder leiding van den houtvester Jansen belangrijk veranderd. De paden werden alle verwijderd, waarvoor een nieuw breed pad in de plaats werd gebracht, dat vlak voor het hunebed de breedte van het geheele hunebed krijgt. Hierdoor is een veel mooier overzicht verkregen van dit grootste hunebed van Drenthe. Verder werden de doode boomen opgeruimd.

1933.

De voor kort hier opgerichte Vereeniging[19] voor Vreemdelingenverkeer „Het groote Hunebed” heeft met haar werkzaamheden een aanvang gemaakt, zoodat de vreemdelingen, die in grooten getale telkenjare het mooie dorp Borger bezoeken, er de eerste voordeelen straks reeds van zullen hebben, al is het dan ook voorloopig nog maar op kleine schaal. Het grootste hunebed van Nederland zal zoo b.v. door het plaatsen van de noodige wegwijzers zonder moeite te vinden zijn. Verder zal weer een bank worden geplaatst in het mooie plantsoen van dit hunebed. Tevens zal de vereeniging terreinen aanwijzen voor kampeeren en handwijzers naar de Groote Heeze aanbrengen. Deze jonge vereeniging, die hier een ruim arbeidsveld heeft, voorziet voor een plaats als Borger in een ware, behoefte, zoodat een wóórd van hulde aan hen, die de eerste stoot gaven tot de oprichting, hier zeer zeker op zijn plaats is.

Tot zover het verhaal over het plantsoen rond het grote hunebed. De gedachte ‘het is leuk om het hunebed in een plantsoen te plaatsen’ verdween. Wel zijn er mogelijkheden om over paden dicht bij het hunebed te komen.


[1] De Telegraaf, 24-08-1895

[2] N.v.h.N., 09-12-1924

[3] Provinciale Drentsche en Asser Courant, 24-08-1923

[4] De Telegraaf, 24-08-1895

[5] Provinciale Drentsche en Asser Courant, 02-11-1869

[6] PDAC, 20-07-1870

[7] Bataviaasch Handelsblad, 04-09-1880

[8] Drente van ’t verleden tot het heden (1902) Blink

[9] PDAC, 27-01-1903

[10] Nieuwe Tilbrugsche Courant, 21-02-1903

[11] PDAC, 04-05-1903

[12] Tilburgsche courant, 07-05-1903

[13] Nationaal Archief Den Haag toegangsnummer 2.04.13; 1482, 171

[14] Nationaal Archief Den Haag toegangsnummer 2.04.13; 1482, 161

[15] PDAC, 27-03-1908

[16] (PDAC 24-04-1908)

[17] N.v.h.N, 05-08-1926

[18] PDAC, 09-01-1931

[19] Emmer Courant, 23-06-1933

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

lees meer