Een fors hunebed, dat ligt tussen een paar terreinen waar veel archeologische ontdekkingen zijn gedaan en waar nog grafheuvels zijn te vinden: Kampsheide en het Ballooërveld. In één van de dekstenen zijn zes kleine kuiltjes te zien. Ze zijn daar opzettelijk door mensen aangebracht – maar wanneer? Dat weet niemand, maar misschien is dat al in de Prehistorie gebeurd.
Beschrijving en details van D16
nummer D16
naam Balloo (Ballooër es)
eigennaam –
gemeente Aa en Hunze
eigenaar / beheerder Provincie / Het Drentse Landschap
lengte / breedte 15,6 m / 3,9 m
oorspronkelijk aantal zijstenen / dekstenen 19 / 9
ingangspartij er is één paar poortzijstenen aanwezig
steenkrans hiervan resteren nog maar weinig stenen
oriëntatie 83º 30´
coördinaten N 53 00.020; E 006 37.121
topografische aanduiding 237.70/557.75
Bijzonderheden: de oudste vermelding is op de Franse Kaarten (1811-1813). In 1918 groef Van Giffen er een proefsleuf en in 1952 en 1954 werden restauratiewerkzaamheden uitgevoerd. In 1978 zijn alle 9 dekstenen weer op hun plek gezet. In de bovenkant van één van dekstenen (nr. 6) zijn ‘cupmarks’ te zien, kleine ronde uithollingen; uit welke periode deze door ‘kloppen met een kleine steen’ ontstane putjes dateren, is niet bekend, maar ze zouden heel wel uit de Bronstijd kunnen stammen (2000-800 v.Chr.)
Cup marks
D16 stond bekend als hét Nederlandse hunebed met cup marks. Op D16 (zesde deksteen) zijn inderdaad zeven kleine kuiltjes te zien die bekendstaan als cup marks. In 1987 zijn deze cup marks herkend door een Deense archeoloog. De cup marks zijn in een 0-vorm aangebracht.
Op de derde deksteen zijn echter ook cup marks te zien. Het gaat om drie cup marks waarvan er twee duidelijk zichtbaar zijn. De derde is op het 3D-model slecht zichtbaar, maar in combinatie met voelen en lichtinval op foto’s kan deze derde toch herkend worden.
De context van beide keien lijkt aan de hand van de atlas van Van Giffen nog origineel, maar op de tekening van Lukis en Dryden, twee Engelse archeologen die in 1878 dit hunebed getekend hebben, is niet duidelijk welke stenen waar horen.


3D model
Professor Van Giffen op bezoek bij D16 in 1918

Vergelijk de toestand van nu en toen eens goed: Een grotere tegenstelling is nauwelijks denkbaar. Nu een prachtig compleet ganggraf inclusief een gave ingangspartij. Zo omschreef Van Giffen het zelf in 1925: “Het hunebed verkeert in een droevigen staat , zoodat de oorspronkelijke toestand gedeeltelijk slechts kan worden gegist”. Met alle respect voor de grootmeester, maar het heeft hem er niet van weerhouden het bij een uitvoerige restauratie in 1954 in de huidige toestand te brengen. Hetgeen natuurlijk wel de vraag oproept of we achteraf blij moeten zijjn met een restauratie (gedeeltelijk) gebaseerd op giswerk. We zullen daar bij D52 (Diever) nog een staaltje van zien.
Het standpunt van de fotograaf is op onderstaande plattegrond met een oog aangeduid.
Plattegrond van D16 uit 1925
Uit A.E. van Giffen, De hunebedden in Nederland, Utrecht 1925-1927, plattegrond. D16
Copyright Rijksuniversiteit Groningen, Groninger Instituut voor Archeologie. Mede mogelijk gemaakt door het Wetenschappelijk Fonds van de DPV.

D16 als pentekening door Arie Goedhart
Arie Goedhart heeft alle hunebedden vastgelegd als pentekening. Het complete overzicht is te zien op www.hunebednieuwscafe.nl
